Een successtory

HULPVERLENING IS VAAK EEN KWESTIE VAN TIMING

Ineens staat Rachida voor me, met in haar handen twee enorme braadkippen. ‘Ik heb iets voor jou’, zegt ze blij. Terwijl ik naar de kleurrijke verpakking van de hoenders staar herpak ik mezelf. ‘Wat lief van je, maar je weet toch dat ik niks mag aannemen van cliënten?’

Op zestienjarige leeftijd komt Rachida met haar vader en broertje naar Nederland. Ze spreekt de taal niet en gaat niet naar school. Als ze negentien is, raakt ze zwanger en kort na de bevalling weer. De relaties met de twee verschillende vaders houden geen stand. Ze blijft alleen achter met de verantwoordelijkheid over twee kleine kinderen. Uit geldnood neemt Rachida haar toevlucht tot stelen en raakt betrokken bij een straatroof. Wanneer ze wordt opgepakt realiseert ze zich dat ze hulp nodig heeft. De reclassering meldt haar aan voor intensieve ambulante hulp (IAG) en plaatst haar in een woon-trainingscentrum van Altra.

Als ik voor de derde keer bij Rachida op huisbezoek ga, heb ik een tas vol spullen van Kruitvat bij me. Een literfles Zwitsal, tandpasta, tandenborstel, deodorant… Voor werkelijk ieder lichaamsdeel, van top tot teen. Rachida,  22 jaar oud en moeder van twee kinderen, is vriendelijk maar blijft wat op afstand. Op alles antwoordt ze dat het goed gaat. Er hangt een penetrante lucht om haar heen. En in het huis. Ook de kinderen ruiken niet fris, dat meldde de crèche van de kinderen ook al. Twee jonge moeders in het woon-trainingscentrum waar Rachida woont, hebben zelfs overal luchtverfrissers opgehangen.

 

Door de jaren heen heb ik het over heel wat aparte onderwerpen gehad met cliënten, maar een vieze geur, dat ligt toch heel gevoelig. Het klinkt raar, maar je hebt het nog liever over huiselijk geweld, dan over persoonlijke hygiëne. Dit derde bezoek kan ik er pas over beginnen.

‘Ik ga iets tegen je zeggen, dat ik zelf ook moeilijk vind’, zeg ik tijdens mijn derde huisbezoek tegen Rachida. ‘Je ruikt niet zo fris, en dat is voor de kinderen ook niet goed.’ Ik pak de tas met spullen en geef deze aan Rachida. ‘Ik heb spullen voor je meegebracht.’

‘O, dank je wel’, zegt Rachida. Ze kijkt blij.

‘En dat vind ik jammer’, gaat ik verder, ‘Want ik wil de kinderen zelf ook wel eens op schoot pakken.’

‘Mijn kinderen zijn schoon’ zegt Rachida.

‘Maar niet schoon genoeg’, antwoord ik.

Rachida kijkt naar de spullen in de tas. ‘Ik ga het vandaag gelijk gebruiken’ zegt ze.

‘Dan ga ik de volgende keer ruiken’

 

De volgende keer heeft Rachida net gedoucht als ik kom. Het gaat beter, maar aanvankelijk doet ze het vooral voor mij. In mijn team hoor ik dat Rachida ook door de andere twee bewoners is geconfronteerd. Ze hebben haar gewezen op de luchtverfrissers. Een van de anderen meiden zegt: ‘Ik zie je nooit douchen, maar kan je wel helpen.’

Rachida maakt vorderingen, maar na een paar maanden merk ik dat het minder goed met haar gaat. Ze houdt zich niet aan afspraken, heeft een grote mond en is niet open over haar financiën. Er is nogal wat veranderd in haar gezinssituatie, mogelijk heeft dat invloed op haar ontwikkeling. Haar moeder is inmiddels overgekomen uit Marokko. Haar ouders hebben een nakomertje gekregen, een klein broertje van Rachida. Ik krijg de indruk dat Rachida veel op hem moet oppassen en dat ze geld afstaat aan haar vader. Ik neem het initiatief voor een gesprek met Rachida, haar ouders en de reclassering.

 

‘Rachida heeft een druk leven met de verantwoordelijkheid voor haar twee jonge kinderen. Zij kan niet voor haar kleine broertje zorgen en jullie geld geven,’ zeg ik tegen e ouders. ‘Wat hebben jullie nodig om Rachida te kunnen ontlasten?’  De ouders begrijpen het en geven aan graag zelf hulp te krijgen, ook bij de opvoeding van hun jongste kind. Ze zullen hun best doen om Rachida meer ruimte te laten voor haar eigen gezin. ‘Ik denk dat je ouders waarderen dat je er oog voor hebt dat zij ook hulp nodig hebben,’ zeg ik tegen Rachida.

 

Het gesprek met de ouders vormt een doorbraak. Ze ziet dat ze haar eigen leven heeft, met eigen verplichtingen. Het lukt haar om haar moeder meer los te laten en beter voor zichzelf op te komen. Rachida leert ‘nee’ te zeggen. ‘Soms lopen mensen over me heen,’ zegt ze, ‘In Nederland moet je alles zelf regelen, in de Marokkaanse cultuur is dat anders, als oudste dochter. Maar mijn kinderen komen eerst.’ Haar Nederlands gaat met sprongen vooruit en haar financiën komen op orde. Ik film veel gezinsmomenten van Rachida en de kinderen. Samen analyseren we de beelden en samen zien we hoe ze groeit in haar rol als moeder. Ze leert naar haar kinderen te kijken en haar tempo aan te passen. Ze speelt veel met de kinderen, iets dat ze uit haar eigen opvoeding niet heeft meegekregen.

 

Bij haar thuis evalueren we hoe het traject verloopt. Ik ben vol lof over haar vorderingen. Het gaat goed qua hygiëne, ze zorgt goed voor haar kinderen en werkt goed mee met de hulpverlening. En dan kan ik er haar het goede nieuws vertellen dat ze door mag stromen naar een semi-zelfstandige woning van Altra, waar ze een jaar mag oefenen met zelfstandig wonen, met begeleiding. Als alles goed blijft gaan is daarna de stap naar zelfstandigheid in zicht. Ongelofelijk blij is ze. Het leek wel alsof ik haar meedeelde dat ze een lintje had gekregen: ‘Het heeft de koningin behaagd om…’

 

Aan het eind van het evaluatiegesprek staat Rachida ineens voor me, met in iedere hand een enorme braadkip. Als een weegschaal staat ze voor mij, de balans verbeeldend die ze nu heeft gevonden. ‘Ik heb iets voor jou’, zegt ze blij. Terwijl ik naar de kleurrijke verpakking van de hoenders staar herpak ik mezelf. ‘Hänhchen’ staat met grote letters op hun brede borst. ‘Wat lief van je, maar je weet toch dat ik niks mag aannemen van cliënten?’ Rachida heeft me nauwelijks gehoord. ‘Mijn moeder wist niet zeker of ze halal waren en wilde ze aan de buurvrouw geven. Maar ik zei: Nee, die zijn voor mijn begeleidster. Ze zijn van de voedselbank, maar nog helemaal goed!’

 

De namen zijn om privacyredenen gefingeerd.